In deze nieuwsbrief:
 
·  Onderzoek beleidsinterventies in het mbo
·  Uitbreiding onderzoek: evaluatie experiment gecombineerde leerwegen 
   bol-bbl en stand van zaken loopbaan- en burgerschapsonderwijs in het mbo
·  Publicatie rapportage nulmeting
·  Implementatie beleidsinterventies: eerste impressies
·  Nulmeting kwantitatieve effectevaluatie
·  Vervolg onderzoekstraject

 
Onderzoek beleidsinterventies in het mbo

Tot eind 2020 doen KBA Nijmegen en ResearchNed – onder de noemer consortium 2B MBO – gezamenlijk onderzoek naar twee belangrijke beleidsinterventies in het mbo: de inwerkingtreding van de wet ‘Doelmatige Leerwegen’ en de herziening van de kwalificatiestructuur. In dit meerjarige evaluatieprogramma wordt in beeld gebracht hoe de implementatie van de twee interventies verloopt, in welke mate de beoogde effecten optreden, welke onbedoelde effecten er zijn en hoe de geobserveerde effecten verklaard kunnen worden. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) met behulp van financiering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Een toelichting op het onderzoek is medio juni 2016 aan alle mbo-instellingen gestuurd in de vorm van een informatiepakket.



Uitbreiding onderzoek: evaluatie experiment gecombineerde leerwegen bol-bbl en stand van zaken loopbaan- en burgerschapsonderwijs in het mbo

Recentelijk is het evaluatieprogramma uitgebreid met een evaluatie van het experiment gecombineerde leerwegen bol-bbl. Deze nieuwe leerweg is erop gericht de kwaliteit en toegankelijkheid van het beroepsonderwijs en de aansluiting met de arbeidsmarkt te verbeteren. Daarnaast wordt in 2016 (voorlopig eenmalig) onderzocht wat de stand van zaken en de kwaliteit van loopbaan- en burgerschapsonderwijs in het mbo is.

 

Voor meer informatie over het evaluatieprogramma kunt u terecht op de website
www.2b-mbo.nl.

Publicatie rapportage nulmeting

Een eerste beeld van het verloop van de invoering van beide beleidsinterventies wordt gegeven in het onderzoeksrapport Evaluatie wet ‘Doelmatige Leerwegen’ en herziening kwalificatiestructuur mbo. Nulmeting. Dit rapport is te vinden op www.nro.nl en www.2b-mbo.nl/publicaties. Hieronder volgt een beknopt overzicht van de belangrijkste uitkomsten.


Implementatie beleidsinterventies: eerste impressies

Hoewel geïnterviewden van instellingen van mening zijn dat beide beleidsinterventies tegelijkertijd ingevoerd hadden moeten worden, verschaft de niet-gelijktijdige invoering een kans om vooral de herziening van de kwalificatiestructuur beter voor te bereiden. De inwerkingtreding van de wet ‘Doelmatige Leerwegen’ (en daarbinnen vooral de verkorting en intensivering en het verdwijnen van de drempelloze instroom en Entreeopleidingen) lijkt vooralsnog met name tot logistieke en administratieve knelpunten te hebben geleid. De (voorbereiding op de) herziening van de kwalificatiestructuur is in volle gang. De implementatie ervan in nieuwe opleidingen vraagt veel van instellingen. Dit geldt zowel voor het basis- en profieldeel als voor het keuzedeel. Binnen instellingen zijn voor de voorbereiding van deze interventie organisatiestructuren ingesteld (projectgroepen, werkgroepen, et cetera). De organisatie en invoering van de keuzedelen (koppeling, examinering) roept nog veel vragen op en de waarde ervan moet zich nog uitkristalliseren. Er bestaat twijfel of de herziening van de kwalificatiestructuur tot vernieuwing zal leiden; wel leidt deze tot het beter bekijken van de kwalificatiedossiers. Van de keuzedelen wordt door instellingen een dergelijke vernieuwing wel verwacht, maar is men niet zeker of dit (in de praktijk) ook daadwerkelijk zal lukken. Door ondervraagden van zowel instellingen als andere partijen worden verschillende risico’s, ongewenste en onbedoelde effecten genoemd. Zo krijgen andere beleidsinterventies van de overheid die tegelijkertijd spelen volgens geïnterviewden van de instellingen onvoldoende tijd om uitgewerkt en ingevoerd te worden.

Nulmeting kwantitatieve effectevaluatie
 
De absolute instroom in de Entreeopleidingen en niveau 2-opleidingen is in de jaren 2010-2015 gedaald. Sinds 2012-2013 komt in de Entreeopleiding BOL meer voor dan BBL en dit verschil is steeds groter geworden (zo’n drie keer meer BOL dan BBL in 2014-2015). Ook in de niveau 2-opleidingen zijn steeds meer BOL- dan BBL-studenten ingeschreven (zo’n twee keer meer BOL dan BBL in 2014-2105). Ditzelfde geldt voor mbo niveau 3; wel is hier het aantal studenten tussen 2010-2011 en 2014-2015 geleidelijk afgenomen. Op mbo niveau 4 is het aantal studenten tussen 2010-2011 en 2014-2015 geleidelijk toegenomen. In alle jaren volgen binnen niveau 4 steeds meer studenten een BOL- dan een BBL-opleiding (in 2014-2015 ruim acht keer meer BOL- dan BBL-studenten).
 
Binnen de meeste opleidingen zijn mannen oververtegenwoordigd (binnen BBL niveau 2 zelfs sterk), met uitzondering van BOL niveau 3-opleidingen waar juist meer dan de helft vrouw is en BOL niveau 2 en BOL/BBL niveau 4 waar mannen en vrouwen ongeveer gelijk vertegenwoordigd zijn. Over het algemeen zien we de jongere studenten (t/m 21 jaar) terug in de BOL-opleidingen en de oudere studenten (vanaf 22 jaar) in de BBL-opleidingen. Niet-westers allochtone studenten vinden we met name in de BOL-Entreeopleidingen (iets meer dan de helft is allochtoon) en BOL niveau 2-opleidingen (circa een derde is allochtoon). Autochtone studenten vormen een meerderheid in met name de BBL-opleidingen. Afkomstig uit een armoedeprobleemcumulatie (apc)-gebied is zo’n 17% (BLL niveau 3-opleidingen) tot een derde (BBL-Entreeopleidingen) of zelfs meer dan 40% (BOL-Entreeopleidingen) van de studenten.

Ongediplomeerde uitstroom (zowel eerstejaarsuitval als uitval in overige jaren) neemt in de BBL af, maar in de BOL juist toe (zowel absoluut als relatief). Zo’n 20% van de studenten verlaat ongediplomeerd de Entreeopleiding. Hoewel drempelloze instroom in mbo 2 is afgeschaft, stroomt ook in 2014-2015 nog een deel van de studenten in zonder diploma, zowel in de BBL (16%) als de BOL (23%). In de niveaus 3 en 4 is in zowel de BOL als de BBL de ongediplomeerde uitval tussen 2010-2011 en 2013-2014 afgenomen naar ongeveer 5%.

In zowel de BOL- als de BBL-Entreeopleidingen hebben vrouwen, studenten jonger dan 16 jaar en autochtone studenten minder kans op uitval. Opvallend is dat BBL-studenten in de Entreeopleidingen die woonachtig zijn in een apc-gebied minder uitvallen, terwijl in de BOL-Entreeopleidingen deze studenten juist vaker uitvallen. Het aandeel studenten dat uitvalt is over de jaren heen iets afgenomen; in 2014-2015 is dat voor de BBL iets meer dan 10%, voor de BOL iets minder dan 10%. Onder de uitvallers in niveau 2-opleidingen bevinden zich vaker mannen, niet-westers allochtonen en studenten die woonachtig zijn in apc-gebieden. In de BOL vallen vooral de wat oudere studenten vaker uit. In de BBL vallen de 17-jarigen (ten opzichte van jongere en oudere studenten) vaker uit. Onder uitvallers in mbo niveau 3 en niveau 4 bevinden zich vaker mannen, niet-westerse allochtonen en studenten die woonachtig zijn in apc-gebieden. In zowel de BOL als de BBL vallen 17-jarigen in deze niveaus vaker uit dan studenten die jonger of ouder zijn.

In mbo niveau 2 is het aandeel stapelaars in de loop van de jaren toegenomen tot meer dan een vijfde deel van alle studenten (BBL 24%, BOL 22%). Ook in mbo niveau 3 is het aandeel stapelaars toegenomen, waarbij in 2014-2015 BBL-studenten (59%) vaker stapelen dan BOL-studenten (34%). Ditzelfde geldt voor niveau 4, waar in 2014-2015 het aandeel stapelaars in BBL 57% bedraagt en in BOL 15%.

De meest genoemde reden om te stoppen met een opleiding op niveau 1 is het niet kunnen vinden van een stageplaats. BBL-studenten op de niveaus 2, 3 en 4 geven het vaakst aan uitgevallen te zijn vanwege een slechte organisatie van de opleiding. BOL-studenten op deze niveaus vallen het vaakst uit, omdat de opleiding inhoudelijk niet aansluit bij hun wensen. Na ongediplomeerde uitval gaan niveau 1-studenten het vaakst werken en wordt tussen 2012 en 2014 steeds minder vaak gekozen voor een vervolgopleiding. Uitvallers op de niveaus 2 en 3 zijn minder vaak gaan werken in dezelfde periode. Van de studenten die zijn gestopt met een niveau 4-opleiding heeft een derde betaald werk en een even groot deel studeert door. Ongeveer een kwart van de jongeren volgt een beroepskolomroute en ongeveer een op de tien studenten een avo-route. De beroepskolomroute wordt iets vaker door vrouwen gevolgd, terwijl de avo-route iets vaker door mannen wordt gekozen.
 
BBL-studenten in de Entreeopleiding zijn vaker (zeer) tevreden over hun opleiding in het algemeen dan BOL-studenten. Ook zijn BBL-studenten vaker tevreden over de stage. De tevredenheid over de opleiding in het algemeen is voor studenten in een opleiding op de niveaus 2, 3 en 4 in de loop van de jaren iets toegenomen. BBL-studenten zijn vaker tevreden over de stage en het aantal uren les tijdens hun opleiding dan BOL-studenten.
 
Studenten met een havo-diploma vallen vaker in het hoger onderwijs uit vanwege een verkeerde studiekeuze of gebrek aan motivatie dan studenten met een mbo-diploma. Studenten met een mbo-diploma vallen vaker uit vanwege de (moeilijke) overgang naar het hbo of een te zware studie. Jongeren in het hbo met een mbo-vooropleiding kiezen vaker een studie die past bij hun interesses en vaardigheden. Tevens geven zij aan een beter beeld van hun toekomst te hebben dan jongeren met een havo-vooropleiding. BBL-studenten met een afgeronde niveau 1-opleiding zijn in 2012 en 2013 vaker tevreden over de aansluiting met de arbeidsmarkt dan BOL-studenten. Dit beeld draait om in 2014. Op niveau 2 en 3 zijn BBL-studenten vaker tevreden over de aansluiting met de arbeidsmarkt dan BOL-studenten. Onder studenten die een niveau 4-opleiding hebben afgerond, zijn BOL-studenten in 2012 tevredener dan BBL-studenten. De tevredenheid daalt echter flink voor BOL-studenten in 2014, al betreft het hier mogelijk een vertekend beeld vanwege geringe steekproefaantallen.
Vervolg onderzoekstraject

Het meerjarige evaluatieprogramma bestaat uit drie deelprojecten: (1) de implementatiemonitor, (2) de effectevaluatie en (3) de verklarende evaluatie. Voor deze deelprojecten worden gegevens geanalyseerd op basis van (1) een jaarlijkse enquête bij alle mbo-instellingen, (2) casestudies bij 16 mbo-instellingen en (3) bestaande registerdata (BRON DUO) en persoonsenquêtes (zoals de JOB monitor).
 
In het najaar van 2016 vindt de eerste (jaarlijkse) bevraging van alle mbo-instellingen plaats. Het gaat om een enquête op beleids- en opleidingsniveau. De vragenlijsten zijn bedoeld voor degenen die binnen instellingen op beleids- en uitvoerend niveau met de maatregelen te maken hebben. Ook zullen dan voor het eerst casestudies worden gehouden.
 
Daarnaast zal er door het consortium in het najaar van 2016 een disseminatiebijeenkomst georganiseerd worden. Nadere informatie hierover volgt nog. Voor de meest recente informatie kunt u uiteraard ook altijd terecht op
www.2b-mbo.nl.